Weekopdracht 1: Unplugged programmeren

Iedere week krijgen wij een opdracht om in groepjes een onderwijskundig ontwerp te maken. Deze week kregen wij de opdracht om een les te ontwerpen over 'Unplugged programmeren'. 


Zelf had ik nog nooit van de term 'Unplugged programmeren' gehoord. Wel van het woord 'programmeren' en dit doet mij altijd denken aan de Bee-Bot of aan de Ozobot. Om erachter te komen, wat 'Unplugged programmeren' was, ben ik informatie en inspiratie op gaan zoeken op internet. Hier kwam ik erachter dat ik wel al het een en ander daarover ben tegengekomen op mijn stagescholen, een voorbeeld hiervan is de 'Pixel tekening'.

Unplugged programmeren is eigenlijk het begrijpen van programmeren zonder computer. Het is een introductie in hoe een computer werkt en hoe die 'denkt', zonder zelf achter het beeldscherm te gaan zitten en code te moeten typen. Nadat ik wat informatie en inspiratie had opgedaan, heb ik samen met Marit en Fleur een les bedacht dat aansloot bij Unplugged programmeren. Hierbij hebben we gekeken welke ontwerpeisen wij het belangrijkste vonden en welke terug moesten komen in ons ontwerp, dit waren de volgende drie punten: 

  • Overzichtelijke handleiding en ruimte voor eigen inbreng; 
  • Inspiratie/ideeën voor verschillende niveaus; 
  • Verschillende werkvormen en aantrekkelijk voor de leerlingen. 
Aan de hand van deze drie punten hebben Marit, Fleur en ik onze les ontworpen. We hebben een les ontworpen voor groep 3, waarin de kinderen leren om te coderen. Hierbij hebben we gekeken naar differentiatie, zodat de les ook in hogere groepen gegeven kan worden. 

Terugblik:

Vandaag voerde ik de eerste weekopdracht uit, het ‘Unplugged programmeren’. Zoals je in de vorige blog kon lezen, had ik samen met twee medestudenten een les ontworpen. Omdat we helaas nog last hebben van een harde lockdown, heb ik de les niet kunnen geven aan mijn stageklas. Wel ik de les gegeven voor een leerling uit de noodopvang.

De leerling uit de noodopvang die ik had gekozen, zit in groep 3. Ik besprak met hem dat ik een brief tegen was gekomen en deze stond in een gekke taal, oftewel ‘codetaal’. Hij moest de brief coderen. Na even kijken, kwam hij erachter hoe het in elkaar zat. Daarna vroeg ik of hij zelf ‘codetaal’ wilde maken. Dit leek hem heel leuk!

Ik gaf aan dat hij tekens, figuren, voorwerpen of symbolen mocht gebruiken. Deze leerling bedacht om alle letters door elkaar te doen. De letter ‘a’ werd bijvoorbeeld een ‘o’. Wel gebruikte hij ook af en toe een vormpje en een legoblokje. Toen hij alles letters een ‘code’ had gegeven, schreef hij zijn eigen naam in de code. Dit lukte hem. Hij was zo trots, dat hij het zijn zus wilde laten zien. Vervolgens heeft hij de namen van de verschillende kinderen uit de noodopvang gecodeerd, de kinderen mochten dan raden wat er stond.

Ik merkte dat het best wel lastig was om de code te kraken. Dit kwam doordat deze leerling alle letters door elkaar husselde en weinig werkte met voorwerpen of symbolen. Doordat de ‘a’ opeens de ‘o’ was, wisten de kinderen soms niet waar ze naar moesten kijken.

Wat ik de volgende keer anders zou doen is meer voorbeelden geven. Eventueel afbeelding printen met allerlei symbolen of verschillende voorwerpen op tafel leggen. Ik denk dat de leerling namelijk letters gebruikte omdat hij deze kende. Ook zou ik in het werkblad de letters a t/m z een andere aanduiding geven, hierdoor is het overzichtelijker welke letters/symbolen er al stonden en welke zelf zijn bedacht. Zo weten de kinderen ook waar ze naar moeten kijken. Hetzelfde met de lay-out van de brief. Ik denk dat het voor de leerling duidelijker werd als er een opdracht bij geschreven stond. Als laatste merkte ik dat het voor groep 3 handiger was geweest als de letters niet in hoofdletters getypt waren. De kinderen kennen deze namelijk nog niet.

Wat ik de volgende keer hetzelfde wil blijven doen, is het starten met een brief. Zo maken de kinderen al kennis met ‘codetaal’ en leren ze hoe ze een code kunnen kraken. Zo hebben ze en voorbeeld gezien en weten ze wat van hen verwacht wordt. Ook merkte ik dat de kinderen het super leuk vonden om een code te kraken, dus als ik mijn les in een groepje of klassikaal kon geven, dan liet ik ze elkaars code kraken. Verder was de leerling heel erg enthousiast en wilde hij aan iedereen laten zien dat hij kon schrijven in ‘codetaal’.

Hier kunt u de docentenhandeling en het werkblad vinden:

Docentenhandleiding: Docentenhandleiding Unplugged programmeren

Werkblad: Werkblad Unplugged programmeren

Reacties